image niet aanwezig in map.

Weert in oorlogstijd

(Door Wesley Haex)  

De Meidagen van 1940

Alhoewel de vooroorlogse Nederlandse regering een beleid van strikte neutraliteit nastreefde, hield zij toch rekening met een plotselinge aanval vanuit het Duitsland. Om zich daartegen te kunnen beschermen had zij in het oosten van ons land twee verdedigingslinies laten aanleggen, zijnde de IJsel-Maaslinie met evenwijdig daaraan naar het westen toe de Grebbelinie en daarop aansluitend de Peel-Raamstelling. De bedoeling was niet om door deze verdedigingslinies een eventueel Duits offensief tot staan te brengen. De verwachting was hiermee de opmars van de vijand te vertragen en hem zolang op te houden totdat de geallieerde troepen te hulp zouden zijn gesneld. Het zwaartepunt van de verdediging was gericht op de vesting Holland (ongeveer de huidige Randstad).

De Peel-Raamlinie bestond uit een reeks Peelmoerassen, enkele geïnundeerde (bewust onder water gezette) gebieden en daarop aansluitend het kanaal de Zuid-Willemsvaart langs Nederweert en Weert richting Belgische grens. Ten Zuid-Westen van Weert werd deze linie afgesloten dooreen geïnundeerd gebied bij het Ringselven in Budel-Dorplein. Aan de westkant van het kanaal waren enkele rijen kazematten aangelegd, deels van beton, deels van zand en zoden. Wegens de geringe beschikbare troepen in verhouding tot de lengte van de linie zou de weerstand niet bijzonder sterk zijn, maar als een soort voorposten-opstelling vóór de aankomst van de geallieerde hulp mocht er toch wel de nodige vertragingstactiek worden verwacht. Omdat de linie midden door de plaatsen Nederweert en Weert liep, lagen hier de meest kwetsbare plekken. Indien de oorlog werkelijkheid zou worden, kon een ramp niet uitblijven. Het was dan ook niet zonder reden, dat begin 1940 op last van de overheid de evacuatie van de gehele burgerbevolking van beide plaatsen naar gebieden in Brabant werd voorbereid. De dreiging werd op 10 mei inderdaad realiteit. Met bange voorgevoelens begon de bevolking aan de gedwongen uittocht. Ondanks het feit dat de evacuatie bemoeilijkt werd doordat de militaire bevelhebber zonder voldoende ruggespraak met de burgerlijke overheid de bruggen over de Zuid-Willemsvaart in een te vroeg stadium had laten vernietigen, was toch tegen de avond praktisch heel de bevolking afgevoerd naar veiligere oorden. In de stellingen achter het kanaal wachtten de mannen van het Derde Leger Korps de uit het oosten aanstormende vijand af. De verwoesting van de stad was een niet meer af te wenden onheil. Toch bleef de verwachte ramp uit en viel Weert zonder strijd in handen van de Duitsers. Zij profiteerden namelijk handig van een fout, die een gevolg was van de consequent doorgevoerde Nederlandse neutraliteitspolitiek. Omwille van de neutraliteits- gedachte sloot de Peel-Raamlinie niet aan op de Belgische linie bij het Albertkanaal en hield zij zelfs even ten zuiden van Weert op bij Budel-Dorplein. Vanaf dit punt tot aan de Belgische grens was er een gapend gat in de verdediging van enkele kilometers. Zonder enige tegenstand trokken de vijandelijke legers door dit gat, waarna zij in een boog vanuit het westen richting Weert bewogen. Zodra de verdedigers van Weert doorhadden dat zij het gevaar liepen van een aanval in de rug, trokken zij zich op 11 mei bij het invallen van de duisternis terug in de richting van Brabant. In de bossen op de Limburgs-Brabantse grens liepen zij in een door de Duitsers opgezette val en werden ze gevangen genomen. Alle kazematten en inundaties waren voor niets geweest.

De luchtoorlog boven Weert

Een van de gevaren, waaraan de Nederlandse bevolking tussen 1940 en 1940 gedurende de bezettingstijd bloot aan stond, was het gevaar dat vanuit de lucht dreigde. Deze luchtoorlog concentreerde zich voornamelijk boven Zuid-Oost Nederland. Hier hadden de Duitsers immers ter afscherming van het Ruhrgebied een groot deel van zijn luchtafweer geconcentreerd. De vliegvelden Eindhoven, Volkel en Venlo waren speciaal daarvoor ingericht. Bijna elke nacht waren vele Brabanders en Limburgers getuige van felle luchtgevechten, waarbij regelmatig de in nood verkerende geallieerde bommenwerpers hun bommen afwierpen. Een onverwacht zwaar bombardement deed zich voor op zondagmorgen 7 november 1943, toen een eskader geallieerde bommenwerpers werd aangevallen door enkele Duitse jagers. Over een lengte van 4 km en een breedte van 2 km kwamen in het kerkdorp Tungelroy en naaste omgeving in totaal 52 brisant- en fosforbommen van 250 á 300kg terecht. De kraters hadden een diepte van 2,5 á 3,5 meter en een doorsnede van 8 á 10 meter. Als door een wonder bleven de gevolgen van dit verschrikkelijke incident beperkt tot enkele kleine branden en lichte vernielingen aan schuren en stallingen. Het zwaarst werd nog het parochiehuis van Swartbroek getroffen, dat door een voltreffer bijna volkomen werd verwoest. Ook het onheil, dat werd veroorzaakt door exploderende en brandende brokstukken van vliegtuigen bleef beperkt tot lichte materiële schade. In de periode van de toenemende luchtactiviteiten tot het eind van de oorlog kwamen - niet meegerekend de Duitse jagers - 12 toestellen op Weerter grondgebied neer, terwijl de aangerichte vernielingen zeer gering zijn geweest in verhouding met wat had kunnen gebeuren.

Weert in verzet

Tijdens de oorlog werd ook in Weert actief (voornamelijk geweldloos) verzet gepleegd tegen de Duitse bezetters. De gebeurde hoofdzakelijk door het herbergen van onderduikers. Weert herbergde ongeveer tweeduizend onderduikers, van wie de meesten bij boeren en middenstanders werden gehuisvest. Onderduikers werden verdeeld in 4 categorieën, namelijk: personen uit de regio die zelfstandig hun weg naar de L.O. (landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers) hadden gevonden, personen uit de regio die voor uitzending naar Duitsland in aanmerking kwamen en wiens namen waren doorgegeven, personen die via de gewestelijke vergadering naar Weert kwamen en tot slot de gezochte illegale werkers uit andere regio’s. Met de benoeming van de N.S.B.-er J.M.W. Rösener Manz tot burgemeester van Weert werd het verzet moeilijker gemaakt omdat er nieuwe, "deutschfreundliche", ambtenaren werden aangesteld. Sommige bestaande ambtenaren moesten zelfs onderduiken.
Op 20 juni 1944 arresteerde de SiPo (Sicherheitspolizei oftewel de Duitse politieke recherche) de illegale werker P.F. Dorssers. Hij was in het bezit van een pistool. Politieman K.W.L.A. Wering en marechaussee H.L.M. Kroezen de kregen opdracht om de arrestant naar Maastricht te begeleiden. Dorssers nam op een moment van onoplettendheid de benen. Diezelfde avond nog ontbood de SiPo Kroezen, Wering, opperluitenant A. Josephs en marechaussee L.H.J. Dusink naar Maastricht voor nadere uitleg. Vermoedelijk maakte burgemeester Rösener Manz van de gelegenheid gebruik om zijn ontevredenheid over sommige leden van het Weertse politiekorps kenbaar te maken bij de SiPo. Een wegens diefstal ontslagen politieman, die allerlei beschuldigingen uitte aan het adres van Kroezen, Wering en Dusink, gooide olie op het vuur. Vermoedelijk noemde hij tevens de heer P. Saes. Kroezen, Wering en Dusink kwamen in Duitse kampen terecht. Alleen Wering keerde na de oorlog terug. Dusink overleed op 24 mei 1945 tijdens een transport vanuit het kamp Oranienburg. Kroezen bezweek diezelfde maand in Bergen-Belsen.
J.F. Snijders, rechercheur bij de Nederlandse Spoorwegen, verspreidde illegale bladen als "De Stem", "Je Maintiendrai" en "Trouw". Op 19 juli 1944 ontving hij een telegram met het verzoek de volgende dag naar Eindhoven te komen. In de wachtkamer van het station werd hij, nadat hij door een onbekende was aangewezen, gearresteerd. De koerier kwam in Vught terecht, waar hij op 5 september werd doodgeschoten.
Op donderdagmorgen 10 augustus 1944 arresteerde de SiPo, geassisteerd door landwachters en Duitse militairen, F. Nies, een van de meest bekende Weerter verzetsleden. Of er verraad in het spel was of dat de aanhouding het gevolg was van speurwerk van de SiPo dan wel van het doorslaan van arrestanten staat niet vast. Nies onderging in Maastricht vreselijke mishandelingen. In gezelschap van andere arrestanten werd hij op 2 september op transport gesteld naar Vught, waar hij op 5 september om het leven kwam.

Het einde is nabij

Op 3 september 1944 meldde radio Oranje de val van Brussel. In de harten van de Weertenaren leefde de hoop op een spoedige bevrijding. Kanongebulder vanuit België was dagelijks hoorbaar. Op 18 september wordt Eindhoven, gelegen op 30 km afstand van Weert, veroverd. Toch zou het nog enige dagen duren voordat de eerste geallieerde troepen zich lieten zien. Zo naderde 21 september. Enige ongerustheid maakte zich van de burgers meester toen men constateerde dat de Duitsers met geschut gingen slepen en in allerijl versperringen en versterkingen aanbrachten op de toegangswegen vanuit Eindhoven.
Hoe fanatiek en hoe nerveus de laatste vertegenwoordigers van het eens zo machtige Duitse leger waren, bleek uit iets dat gebeurde in de nacht van 20 en 21 september. Op het speelterrein van de school op Hushoven, die als bivak voor de nacht diende, werd een totaal ontmoedigde SS-er door zijn eigen wapenbroeders zonder vorm van proces met een handgranaat vermoord, daar hij blijk gaf verdere tegenstand zinloos te vinden.
In de namiddag van donderdag 21 september werd duidelijk dat de bevrijders tot op enkele kilometers van Weert genaderd waren. Tergend langzaam kropen de uren voorbij. Gevoelens van hoop en vrees wisselden elkaar af. Rond 3 uur brandde de strijd los. Langs twee verschillende routes werd een aanval op de stad gedaan, namelijk vanuit Hamont door de bossen tussen Budel en Weert en via de weg Eindhoven-Weert. De eerste aanval liep vast bij de spoordijk op het gehucht Boshoven, waar hardnekkig tegenstand geboden werd en de tweede kwam niet verder dan het kruispunt van wegen bij de school op Hushoven, waar de Duitsers op het laatste moment een tiental mitrailleurs in stelling hadden gebracht. Bij deze voorpostgevechten verloren enige Duitse militairen en een burger van Boshoven het leven.
Na deze eerste schermutselingen trad opnieuw een angstaanjagende stilte in. De aanvallers wachtten blijkbaar artillerie-ondersteuning af. De avond viel en een lange bange nacht brak aan. Na het invallen van de duisternis trokken de laatste Duitsers zich terug over de Zuid-Willemsvaart en werd de stadsbrug, de laatste verbinding met het westelijk gedeelte van Weert, opgeblazen (Reeds eerder waren de overige bruggen vernield). Om 5 uur in de ochtend ontbrandde de strijd opnieuw. Onbekend met het feit, dat de vijand zijn stellingen had verlaten, openden de Britten een hevig en goed gericht artillerievuur op de toegangsweg naar Weert over Hushoven. Gedurende ongeveer een half uur kwam een regen van granaten neer, waarbij voornamelijk rond de school nogal wat schade werd aangericht en enige burgers gewond raakten. Omdat de beschietingen niet door de Duitsers werden beantwoord, hield het bombardement even plotseling als het begonnen was ook weer op. Opnieuw een onheilspellende stilte... En toen op vrijdag 22 september 1944 om 7 uur in de ochtend gebeurde het waarop men bijna 4 jaar had gewacht. Langs de Zuid-Willemsvaart trok het 1ste Battalion van het Britse Suffolk regiment op naar Weert. De bevrijding was een feit.
Weert vierdde de bevrijding op 22 september uitbundig. Overal aan de gevels verscheen het rood-wit-blauw en iedereen tooide zich met oranje, al was het maar met een bloeiend afrikaantje uit de plantsoenen aan de Singels. Aan het Bassin zag het zwart van de mensen. De Tommies werden aan de andere kant van de vernielde stadsbrug juichend en zingend verwelkomd. De assistent van dokter Venmans kon zijn vreugde niet bedwingen en zwom gekleed en wel over het kanaal om toch maar een bevrijder aan te kunnen raken. Waanzinnig van vreugde namen sterke Weertenaren de Suffolker Len Carrington, die aan de spits van een infanteriecolonne de stadsbrug naderde, op de schouders en droegen hem, tegen alle militaire voorschriften in, over de vernielde stadsbrug Weert binnen. Hierdoor zou Len Carrington de geschiedenis in gaan als de bevrijder van Weert.
Terwijl de Weerter bevolking met volle teugen van de herkregen vrijheid genoot, Britse sigaretten rookte en zich te goed deed aan corned beef en chocolade, hernam zich het dagelijkse leven in Weert. De door de Duitsers uit zijn ambt ontzette burgemeester Kolkman nam het bestuur van de stad weer op zich en mocht op 19 oktober 1944 het volgende telegram van koningin Wilhelmina vanuit Londen ontvangen: “Ik betuig u en de ingezetenen van Weert mijn oprechte dank voor de gevoelens neergelegd in uw schrijven. Ik verheug mij van harte in de bevrijding van Weert”
Op 2 november 1944 stuurde Buckingham Palace een telegram dat luidde: “Dear Mr. Mayor. The king desires me to thank you for your letter and to say that he is very pleased to hear that your town has been liberated by a succesful action of British troops”.

Bronnen:
Hoe Weert in 1940 en 1944 aan een ramp ontkwam – J. Henkens
Het Verborgen Front – A.P.M. Cammaert

www.erfgoedtungelroy.nl

Geschreven door: Wesley Haex



web-design: